Als belastingplichtigen te weinig vermogen opgeven bij de Belastingdienst, kan de inspecteur navorderen. Maar hoe dient dan te worden omgegaan met het heffingsvrije vermogen en heffingskortingen? En wat als het vermogen deels betrekking heeft op vermogen in het buitenland?

De Belastingdienst heeft hierover onlangs duidelijkheid verstrekt.

Heffingsvrijvermogen

Om kleine vermogens buiten de heffing van box 3 te houden, bestaat er een heffingsvrijvermogen. Vermogens tot deze grens, in 2023 € 57.000 (€ 114.00 bij een fiscale partner), worden niet in de heffing betrokken. Ook als te weinig vermogen wordt aangegeven en er wordt nagevorderd, moet met dit heffingsvrije vermogen rekening worden gehouden.

Toerekenen heffingskorting

Belastingplichtigen hebben ook recht op heffingskortingen. Door de heffingskortingen blijft een deel van uw inkomen onbelast. Navorderen heeft in beginsel geen invloed op het recht op heffingskortingen, zo blijkt uit de toelichting van de Belastingdienst.

Voorbeeld 
Stel dat er in een situatie € 20.000 aan binnenlands vermogen is aangegeven. Omdat dit minder is dan het heffingsvrije vermogen, volgt geen aanslag. Na verloop van de binnenlandse navorderingstermijn van vijf jaar, ontdekt de fiscus dat het binnenlandse vermogen € 200.000 bedraagt en het buitenlandse vermogen € 500.000.

Uitwerking 
In de beschreven situatie kan nog over het buitenlandse vermogen worden nagevorderd, omdat hiervoor een navorderingstermijn van twaalf jaar geldt. Hierop moet echter nog gewoon het heffingsvrije vermogen in mindering worden gebracht, voor zover dit meer is dan de aangegeven € 20.000. Bij de navordering moet bovendien nog rekening worden gehouden met de heffingskortingen, voor zover die nog niet in mindering zijn gebracht op het aangegeven inkomen.

Let op! Dit betekent dat het heffingsvrije vermogen en de heffingskortingen niet kunnen worden toegerekend aan het deel van het binnenlands vermogen dat niet is aangegeven. Over dit deel valt namelijk niet meer na te vorderen.